34 min

Als de leliën des velds Linda Rood

    • Spirituality

Een meditatieve talk uit de retraite ‘Onvoorwaardelijke liefde in de praktijk’ met daarin een tekst uit ‘Het verstoorde leven, dagboek van Etty Hillesum, 1941-1943:

Ik wil wel graag zo leven als de leliën des velds. Als men deze tijd goed begreep, zou men het van haar kunnen leren: te leven als een lelie des velds.

Ik heb eens vroeger in één van m'n dagboeken geschreven: ik zou met m'n vingertoppen willen aftasten de contouren van deze tijd. Ik zat toen aan m'n bureau en wist niet goed hóé bij het leven te komen. Dat was, omdat ik nog niet bij het leven in mijzelf gekomen was.

Het leven in mij heb ik weten te bereiken, terwijl ik nog achter dit bureau zat. En toen werd ik plotseling geslingerd in een brandpunt van menselijk lijden, aan één van de vele kleine fronten, die over heel Europa zijn. En daar beleefde ik plotseling dit: uit de gezichten van de mensen, uit duizenden van gebaren, kleine uitingen, levensgeschiedenissen, begon ik deze tijd - en veel meer dan deze tijd alleen - bijeen te lezen. Doordat ik in mezelf had leren lezen, bemerkte ik, dat ik ook in anderen kon lezen. Het is me daar werkelijk geweest, alsof ik met gevoelige vingertoppen getast heb langs de contouren van deze tijd en van het leven.

Hoe komt het toch, dat dat met prikkeldraad omrasterde stukje heidegrond, waar zoveel mensenlot en -lijden áán- en dóórspoelde, als bijna liefelijk in m'n herinnering is achtergebleven? Hoe komt het, dat m'n geest daar niet verduisterd, maar veeleer verlicht en verhelderd is? Ik heb er iets gelezen van deze tijd, die me niet zinloos lijkt. Tussen m'n schrijvers en dichters en bloemen aan dit bureau heb ik het leven zo lief gehad. En daar tussen de barakken, vol opgejaagde en vervolgde mensen, heb ik de bevestiging gevonden van mijn liefde voor dit leven.

Het leven in die tochtige barakken stond in geen enkele tegenstelling tot het leven in deze beschutte, rustige kamer. Ik ben geen moment afgesneden geweest van een leven, dat zogenaamd voorbij was, er was één grote, zinrijke continuïteit. Hoe zal ik dit alles nog eens moeten beschrijven?

Zo, dat anderen ook kunnen navoelen, hoe mooi en levenswaard en rechtvaardig, ja rechtvaardig, het leven toch eigenlijk is. Misschien geeft God me nog eens die paar eenvoudige woorden? Ook kleurige en hartstochtelijke en ook ernstige woorden. Maar bovenal: eenvoudige. Hoe teken ik met een paar ijle, tedere en toch krachtige penseelstreken dat kleine barakkendorp tussen hei en hemel? En hoe kan ik anderen laten meelezen in die vele mensen, die ontcijferd moeten worden als hiëroglyfen, trek voor trek, tot men tenslotte één groot leesbaar en begrijpelijk geheel voor zich ziet, ingevat tussen hei en hemel?

Eén ding weet ik nu al heel zeker: ik zal het nooit zo kunnen neerschrijven, als het leven zelf het in z'n levende letters voor me neergeschreven heeft. Ik heb het alles gelezen, met eigen ogen en met vele zintuigen. Ik zal het nooit zo kunnen navertellen. Dit zou me wanhopig kunnen maken, als ik niet had leren aanvaarden, dat men werken moet met de ontoereikende krachten, die men heeft, maar dát men dan ook daarmee werken moet.

Ik ga langs de mensen alsof het aanplantingen zijn en zie hoe hoog het gewas der menselijkheid er opgeschoten is.

Dit huis hier, ik voel het, begint langzaam van m'n schouders te glijden. Het is goed, dat het zo is, de losmaking ervan gaat zich nu geheel voltrekken. Heel voorzichtig, met grote weemoed, maar ook met de zekerheid, dat het goed is zo en niet anders kan zijn, laat ik het glijden, dag voor dag.

Uit: Het verstoorde leven, dagboek van Etty Hillesum, 1941-1943

~~~

Een meditatieve talk uit de retraite ‘Onvoorwaardelijke liefde in de praktijk’ met daarin een tekst uit ‘Het verstoorde leven, dagboek van Etty Hillesum, 1941-1943:

Ik wil wel graag zo leven als de leliën des velds. Als men deze tijd goed begreep, zou men het van haar kunnen leren: te leven als een lelie des velds.

Ik heb eens vroeger in één van m'n dagboeken geschreven: ik zou met m'n vingertoppen willen aftasten de contouren van deze tijd. Ik zat toen aan m'n bureau en wist niet goed hóé bij het leven te komen. Dat was, omdat ik nog niet bij het leven in mijzelf gekomen was.

Het leven in mij heb ik weten te bereiken, terwijl ik nog achter dit bureau zat. En toen werd ik plotseling geslingerd in een brandpunt van menselijk lijden, aan één van de vele kleine fronten, die over heel Europa zijn. En daar beleefde ik plotseling dit: uit de gezichten van de mensen, uit duizenden van gebaren, kleine uitingen, levensgeschiedenissen, begon ik deze tijd - en veel meer dan deze tijd alleen - bijeen te lezen. Doordat ik in mezelf had leren lezen, bemerkte ik, dat ik ook in anderen kon lezen. Het is me daar werkelijk geweest, alsof ik met gevoelige vingertoppen getast heb langs de contouren van deze tijd en van het leven.

Hoe komt het toch, dat dat met prikkeldraad omrasterde stukje heidegrond, waar zoveel mensenlot en -lijden áán- en dóórspoelde, als bijna liefelijk in m'n herinnering is achtergebleven? Hoe komt het, dat m'n geest daar niet verduisterd, maar veeleer verlicht en verhelderd is? Ik heb er iets gelezen van deze tijd, die me niet zinloos lijkt. Tussen m'n schrijvers en dichters en bloemen aan dit bureau heb ik het leven zo lief gehad. En daar tussen de barakken, vol opgejaagde en vervolgde mensen, heb ik de bevestiging gevonden van mijn liefde voor dit leven.

Het leven in die tochtige barakken stond in geen enkele tegenstelling tot het leven in deze beschutte, rustige kamer. Ik ben geen moment afgesneden geweest van een leven, dat zogenaamd voorbij was, er was één grote, zinrijke continuïteit. Hoe zal ik dit alles nog eens moeten beschrijven?

Zo, dat anderen ook kunnen navoelen, hoe mooi en levenswaard en rechtvaardig, ja rechtvaardig, het leven toch eigenlijk is. Misschien geeft God me nog eens die paar eenvoudige woorden? Ook kleurige en hartstochtelijke en ook ernstige woorden. Maar bovenal: eenvoudige. Hoe teken ik met een paar ijle, tedere en toch krachtige penseelstreken dat kleine barakkendorp tussen hei en hemel? En hoe kan ik anderen laten meelezen in die vele mensen, die ontcijferd moeten worden als hiëroglyfen, trek voor trek, tot men tenslotte één groot leesbaar en begrijpelijk geheel voor zich ziet, ingevat tussen hei en hemel?

Eén ding weet ik nu al heel zeker: ik zal het nooit zo kunnen neerschrijven, als het leven zelf het in z'n levende letters voor me neergeschreven heeft. Ik heb het alles gelezen, met eigen ogen en met vele zintuigen. Ik zal het nooit zo kunnen navertellen. Dit zou me wanhopig kunnen maken, als ik niet had leren aanvaarden, dat men werken moet met de ontoereikende krachten, die men heeft, maar dát men dan ook daarmee werken moet.

Ik ga langs de mensen alsof het aanplantingen zijn en zie hoe hoog het gewas der menselijkheid er opgeschoten is.

Dit huis hier, ik voel het, begint langzaam van m'n schouders te glijden. Het is goed, dat het zo is, de losmaking ervan gaat zich nu geheel voltrekken. Heel voorzichtig, met grote weemoed, maar ook met de zekerheid, dat het goed is zo en niet anders kan zijn, laat ik het glijden, dag voor dag.

Uit: Het verstoorde leven, dagboek van Etty Hillesum, 1941-1943

~~~

34 min