Tekst: Petra Hisgen, ingesproken door Pieter van der Weel en Petra Hisgen Mevrouw Mondriaan en mevrouw Escher vieren Kerstavond en helpen een arm meisje. Bibberend staat mevrouw Escher voor de deur bij mevrouw Mondriaan. Ze belt aan. Het is al donker. Een ijzige wind blaast alle sneeuwvlokken bijna horizontaal door de straat. Mevrouw Mondriaan opent de deur. Mevrouw Mondriaan: Ach, lieve kind! Kom snel in mijn warme huis voordat de sneeuw naar binnen waait. Mevrouw Escher: Brrr, wat is het koud, Adèle. En het is al zo donker, hè? Het is pas zes uur! Mevrouw Escher schudt de sneeuw van haar jas en hoed en loopt de heerlijk warme kamer in. Mevrouw Mondriaan: Ja, het is al heel donker, het is echt winter. Maar Annelies, ga lekker bij de openhaard zitten. Wil je iets warms drinken? Mevrouw Escher gaat zitten en kijkt de kamer rond. Er staat een kerstboom met kaarsjes. Op de eettafel ziet ze heel veel lekker eten. Mevrouw Escher: Hè, hè, ik zit. Wat een reis! De bus was te laat. Ik had het zo koud, dus, ja, ik wil graag iets warms drinken, Adèle. En wat ruikt het lekker, al dat eten. Is het niet een beetje teveel voor ons tweetjes? Mevrouw Mondriaan: Ach, dat hoort bij Kerstmis; veel en lekker eten. Ik heb glühwein, zelf gemaakt! Wacht even, ik zal je een glaasje geven en dan neem ik er zelf ook eentje. Mevrouw Mondriaan gaat naar de keuken en komt terug met twee glazen warme glühwein. Ze geeft Escher een glas en gaat ook bij de open haard zitten. Mevrouw Mondriaan: Gezellig, hè? Ik zal ook de kaarsjes in de kerstboom aan doen, dan wordt het nog gezelliger. Als je naar buiten kijkt, ziet het er zo somber en koud uit. Gelukkig zitten we binnen. Ik ga even de lucifers pakken in de keuken. Mevrouw Mondriaan komt terug uit de keuken: Hè, jeetje, ik heb geen lucifers meer. Hoe moet dat nu met de kaarsjes? Dan maar geen lichtjes, niets aan te doen. Mevrouw Escher is een heel klein beetje teleurgesteld. Nou ja, ze is bij haar beste vriendin op Kerstavond, dat is toch veel belangrijker dan kaarsjes. Dan staat ze staat plotseling op van haar stoel, loopt naar het raam. Mevrouw Mondriaan: Wat is er, Annelies? Mevrouw Escher: Adèle, kijk jij ook eens, ik dacht dat ik iets voor het raam zag. Of nee, het is niet iets maar iemand! Nou breekt mijn klomp, het is een meisje! Ach, ze ziet er zo triest uit. Mevrouw Escher krijgt een paar traantjes in haar ogen. Mevrouw Mondriaan: Ja, Annelies, je hebt gelijk. Ik zie ook een klein meisje. Wat doet een klein meisje in de kou op Kerstavond op straat? Mevrouw Escher: Ach, arm kind, misschien heeft ze geen huis of familie. En het is Kerstavond! Mevrouw Mondriaan: Ik geloof dat ze iets in haar hand heeft. Ze probeert iets te verkopen aan mensen op straat, zie ik. Maar iedereen loopt snel door…. Mevrouw Escher: Toch geen drugs?? Dit is een nette straat. Mevrouw Mondriaan: Nee, joh, geen drugs. Wacht, ik pak even mijn bril! O, nu zie ik het: het zijn zwavelstokjes (matchstick). En niemand wil ze kopen. Wat denk jij: zullen we haar vragen….? Mevrouw Escher: Ja, dat is een goed idee, Adèle, laten we haar vragen om binnen te komen. Hier is het warm en we hebben genoeg te eten en te drinken. Ik ben bang dat ze anders dood gaat van de kou: een klein bevroren meisje, zonder mama en papa en het is Kerstavond. Dat is verschrikkelijk!!! Mevrouw Mondriaan: Doen we! En dan slaan we ook twee vliegen in klap: zij heeft eten en ik heb lucifers om de kaarsjes aan te doen.